Het algemene ontstaan van een gletsjer.
In de winter komen op de meeste bergachtige gebieden gigantische hoeveelheden aan sneeuw naar beneden. Er ontstaat dan een dik pak sneeuw dat in de zomer grotendeels verdampen zal of in een bergstroom zal overgaan. Maar als voor dat de sneeuw verdampt al weer een nieuwe lading sneeuw neerkomt op de oudere wat vochtigere laag, firn genoemd, dan duwt de nieuwe laag de oude in elkaar. Dit kan, als het een aantal jaren zo door gaat tot zo'n druk komen op de onderste laag, dat deze laag letterlijk in elkaar geperst wordt, waardoor er een grote ijslaag kan ontstaan. Deze ijslaag duwt weer op zijn beurt na een tijd zo hard tegen zijn eigen onderste laag dat dit plastisch en spek glad word. Dit heeft als gevolg dat gletsjers soms bij het geringste geluid of trillingen beginnen te bewegen wat soms grote en minder fijne gevolgen heeft.
Een aantal gevaren van gletsjers:
Nog een ander gevaar is dat gletsjers ook veel randspleten hebben. Zij ontstaan doordat de zijkanten tegen de dalwanden aanschuiven, waardoor er rek optreed. Dit zorgt voor spleten in de gletsjer die loodrecht op de richting van de rek zijn ontstaan. Daarom is het ook niet toegestaan om zonder gids een gletsjer te beklimmen en te gaan bekijken. Er is dan grote kans dat je in een spleet valt en dan kom je er nooit meer uit.
Verder ligt een gletsjer bijna altijd in een gleuf waardoor de zon de gletsjer niet goed kan verwarmen wat weer als gevolg heeft dat het minder goed kan smelten. De vorm van een gletsjer is dan ook vaak tongvormig en soms zitten er ook hele mooie patronen in de gletsjer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten